zondag 12 januari 2014

DE MEESTE DROMEN KOMEN UIT


 
Onder oorverdovend gejuich betraden de leden van Drukwerk op 1 januari 1984 het podium van Het Dorpshuis in Ruinerwold. In een waas hobbelde ik erachteraan. 800 man scandeerden ‘Harry! Harry! Harry!’ De keyboards  stonden links vooraan op het podium, ik keek even vluchtig de stampvolle, halfduistere zaal in. Snel sloeg ik de multomap met accoordenschema’s open; bij elk lied stond het nummertje van de preset van de Roland Juno 60 synthesizer die ik moest kiezen om het juiste geluid te krijgen. ‘Wat dom’: preset 13. Dat liedje moest ik beginnen, wist ik. Ik drukte met mijn linkerpink en -duim de twee laagste A’s in. Een diep, ronkend basgeluid vulde de zaal. Ik had mijn eerste tonen voortgebracht.

Harry zong: ‘Ik dacht: ik ben gelukkig, maar draaide ik me om, zonder na te denken, ik liet je alleen…’  Ik had zelfs nog de tegenwoordigheid van geest om in de microfoon ‘Wat dom!’ te roepen, tegelijk met de andere bandleden. We waren vertrokken! Maar godsamme, Drukwerk speelde drie sets op een avond! Twee van drie kwartier en één van een half uur. Ik had nog een stuk of 30 nummers voor de boeg. ‘Wat dom’ kende ik wel, dat was een dikke hit geweest. Maar hoe kwam ik door de rest heen?
MASSALE AUDITIE
‘Wat dom’ eindigde met de zin:  ‘Wat doe ik mezelf toch aan?’ Ik had het zelf niet beter kunnen verwoorden. Maar toen deed Slinger iets briljants. Hij zei tegen de zaal: ‘Gelukkig nieuwjaar, Ruinerwold! Jullie hebben mazzel, want wat hier vanavond op het podium gebeurt is nog nooit vertoond. Dat daar (hij wees op mij) is Edwin. Hij wil onze nieuwe toetsenist worden. Jullie hebben hem nog nooit horen spelen. Nou, ik heb nieuws voor jullie: wij ook niet. We hebben geen idee of hij er wat van kan. We hebben hem een paar dagen geleden voor het eerst ontmoet. En dan kan je wel in een keldertje ergens gaan repeteren, maar dit is toch veel leuker, met jullie allemaal erbij. Dus dit wordt een unieke avond vanavond. Laat aan het eind van de avond maar weten of hij mag blijven.’ Moet je nagaan, we hebben het over een band die inmiddels een stuk of 6 Top 40-hits achter elkaar had gescoord, die door heel Nederland volle zalen trok en die elke 14 dagen wel in een of ander tv-programma te zien was. 800 man hadden een kaartje gekocht en in plaats van dat ze zich de hele avond af zouden vragen waarom het zo verrot klonk, maakte Harry er een belevenis van. Zij waren erbij, zij maakten iets mee wat elke fan buiten die zaal op die avond niet mee zou maken. Ook de 1200 man in Coevorden, waar 4 dagen later het volgende optreden plaatsvond, niet. In plaats van net te doen of er niets aan de hand was en stiekem te hopen dat de schade zoveel mogelijk beperkt zou blijven, maakte Harry er gewoon een openbare auditie van.
 


UITVERKOCHT CARRÉ

Door het zo om te draaien, haalde de man met het rode petje de druk van de ketel en werd het een geweldige avond. Het ging verbazingwekkend goed. En die ene keer dat ik geen idee had dat het mijn beurt was voor een solo, gingen gitarist Ton en bassist Hans op de grond zitten met hun rug tegen hun versterkers aan, en bleven net zolang hetzelfde accoordenschema doorspelen totdat bij mij het kwartje viel en ik er alsnog een solo uit perste.  ‘Ja, hij is wakker!’, riep Harry in zijn microfoon. De zaal vond het prachtig en aan het eind van de avond was iedereen alweer vergeten dat ze mochten meestemmen of ik mocht blijven.

Ik bleef. Bijna vijf jaar lang. Nog datzelfde jaar stond ik in Toppop, (Godzijdank nog net in het laatste seizoen met de enige, echte Ad Visser.  Je moet er toch niet aan denken dat eindelijk je droom in vervulling gaat en dat je dan wordt aangekondigd door Krijn Torringa!) en in nog minstens 15 andere tv-programma’s.  Nog datzelfde jaar namen we de vierde Drukwerk-elpee ‘Ho stil wacht stop!’ op, waarop 8 van de 12 liedjes van mijn hand waren. Eén daarvan werd als eerste single uitgebracht en meteen Alarmschijf bij het toen nog allesbepalende Veronica. Nog datzelfde jaar kochten we een grachtenpand op de hoek van de Singel en de Brouwersgracht, en openden we Café Drukwerk. In de kelder zat onze repetitieruimte, op één hoog ons kantoor. Harry woonde op twee hoog en ik op drie hoog, met uitzicht over de Sonestakoepel en het Centraal Station. Een wereldstek! Nog datzelfde jaar stonden we in een uitverkocht Carré, waar Veronica opnamen maakte voor een tv-special . Nog datzelfde jaar wonnen we een Edison. Het hield gewoon niet op.

NIKS VOOR MIJ
En het allerbelangrijkste: nog datzelfde jaar werd ik verliefd op een meisje van onze platenmaatschappij EMI. Straks op 14-4-14 zijn we 30 jaar bij elkaar. Doordat zij mij bij een concert van Hazes voorstelde aan de hoofdredacteur van de Hitkrant, werd ik in 1988 aangenomen als eindredacteur van dat toen nog toonaangevende muziekblad. Weer een jeugddroom in vervulling. Een aantal jaar daarna begon de uitgever van Hitkrant een tv-productiemaatschappij (D&D Producties), en nam mij mee. Zo ging het maar door. Alles door dat ene advertentietje in de krant.
 

En het bizarre is, als er in die advertentie had gestaan ‘Drukwerk zoekt toetsenist’ in plaats van ‘Topband zoekt toetsenist’, dan had ik niet gereageerd. Dan was dit allemaal niet gebeurd. Dan stond ik nu misschien wel voor de klas. Dan had ik gedacht: Drukwerk, dat is toch niks voor mij. Dat was nog wel de grootste les, 30 jaar geleden: als je je dromen wilt vervullen, leer dan eerst over je eigen ego heen te stappen. En durf in het diepe te springen. Ik ben daar nooit meer mee opgehouden. Het is een cliché, en dus waar: het is beter spijt te hebben van de dingen die je gedaan hebt dan van de dingen die je niet gedaan hebt…

 

 

 

 

 

 

 

 

zondag 5 januari 2014

DUIZEND DODEN IN DRENTHE


Deze week was het 30 jaar geleden dat ik voor het eerst met Drukwerk optrad, in een tot de nok gevulde zaal in het Drentse dorp Ruinerwold. Op 27 december 1983 maakte ik kennis met de leden van in die tijd één van de bestlopende, populairste bands van Nederland; vijf dagen later stond ik met ze op een podium terwijl we nog nooit hadden gerepeteerd of samengespeeld. Het moment dat ik in de coulissen stond te wachten tot we op moesten, stierf ik duizend doden. En tegelijkertijd heb ik me zelden zo lévend gevoeld ...

Sinds hun doorbraak in 1981 met  ‘Je Loog Tegen Mij’ was Drukwerk al een keer van toetsenist gewisseld: oorspronkelijk bandlid Joop May stond zijn plek af aan Hans van den Berg, die ook sax speelde en onder meer de hits ‘Marianneke’ en ‘Lijn 10’ schreef.  Maar ook Hans trok het niet meer en stopte ermee. Tijdelijk werkten de overige leden met invallers; één van hen was kunst- & cultuurjournalist van de Volkskrant Roland de Beer. Omdat ook de agenda van 1984 bomvol optredens stond (drie, vier keer in de week was eerder regel dan uitzondering) moest er snel een nieuw vast bandlid komen. Dus plaatsten ze een advertentie in De Telegraaf, in de rubriek Musici & Artiesten. De tekst luidde: ‘Topband zoekt toetsenist’. Anoniem. Postadres eronder, en dat was het. Op zaterdag 17 december 1983 stond het speurdertje in de krant. Ik las hem en dacht: welke band noemt zichzelf nou topband? Eigenlijk vooral om antwoord op die vraag te krijgen stuurde ik een brief.

SPELD IN EEN HOOIBERG
Ik studeerde op dat moment Engels aan de Vrije Universiteit. Maar niet van harte. Mijn passie was muziek; ik had klassiek pianoles, begeleidde een paar koren en speelde in een band, Tape Running. We speelden eigen repertoire, Engelstalige pop, rock, funk en reggae. Optreden deden we zelden of nooit, het was vooral oefenen en songs schrijven. Eén van de vele repetitieruimtebandjes van Nederland. Ik koesterde het verlangen om voor volle zalen te spelen, van muziek te kunnen leven, platen op te nemen met eigen liedjes, fans te hebben. Al sinds mijn elfde, twaalfde was mijn grootste droomwens om op te treden in het programma waar ik totaal verslingerd aan was: AVRO’s Toppop. Maar ja, hoe pak je dat aan? Er waren maar twee wegen: of een hit schrijven en doorbreken, of toetreden tot een band die al succesvol was. Solliciteren, met andere woorden. Dat laatste was natuurlijk een speld in een hooiberg; kans 1 promille dat er een goedlopende band op zoek is naar een nieuwe toetsenist en dan ook nog voor mij kiest.

En toch pluisde ik de Musici & Artiesten-speurdertjes in  De Telegraaf uit. Je weet maar nooit. Al twee keer eerder ging ik op auditie, bij new wave band Poison Ivy en bij synthesizerband The Mo, bekend van hits als ‘Nancy’ en ‘Fred Astaire’. Met de eerste groep klikte het voor geen meter, The Mo ging tijdens de auditieperiode uit elkaar. En toen dus die ‘topband’. Ik was mijn brief bijna alweer vergeten toen ik met kerst 1983 besloot mijn slecht verwarmde benedenwoning aan de Amsterdamse 2e Helmersstraat even te laten voor wat-ie was en bij mijn ouders in Amstelveen te crashen. Op Tweede Kerstdag ging de telefoon: Co Dehé, de manager van Drukwerk. ‘Wij zijn die topband.’ Daar moest ik inwendig wel even om gniffelen. Ik had helemaal niks met Drukwerk. Ik was fan van Yes, Genesis, Queen, Blondie, Bowie, dat werk. Maar…  ze stonden wel in Toppop! Ook diezelfde week nog, met ‘Hee Amsterdam’. Dus toen Co vroeg of ik de volgende dag naar Café Sing-Singel wilde komen voor een kennismakingsgesprek ben ik natuurlijk gegaan.

FANTASTISCHE VERHALEN
Om twee uur ’s middags stapte ik de kroeg binnen. Twee uur lang heb ik met de mannen bier zitten drinken en zitten ouwehoeren over muziek en over wat ze allemaal mee hadden gemaakt de afgelopen jaren. Fantastische verhalen! Om vijf uur moesten ze weg, ze hadden een optreden in de Bijlmerbajes, of all places. Of ik zin had om mee te gaan. Zo zag ik die avond Drukwerk tweemaal optreden, één keer voor de mannen, één keer voor de vrouwen. En ik vond ze live echt te gek.

Na afloop gingen we ook nog naar de EMI Studio’s in Heemstede waar ze bezig waren met het afmixen van de ‘Live in het Concertgebouw’-elpee. En om middernacht belandde ik met Slinger in diezelfde kroeg Sing-Singel, waar zijn woonboot tegenover lag. We dronken nog wat en ik vroeg hem: wanneer hoor ik iets?  ‘Wanneer hoor ik iets?’, zei Harry. ‘Hoezo, wanneer hoor ik iets. We gaan zo snel mogelijk repeteren natuurlijk.’ ‘Moet je me dan niet eerst eens horen spelen?,’ vroeg ik. ‘Nou, als je reageert op zo’n advertentie neem ik aan dat je iets kan. Het is voor ons vooral belangrijk dat het klikt. En dat doet het. We gaan snel repeteren en dan ergens in de loop van januari eens kijken wanneer je mee kan optreden.’

 
OVERMOEDIG
Vier dagen later, op oudjaarsavond, belde Co Dehé weer. Ik was op een feest  ergens, maar hij wist me te traceren (er bestonden nog geen mobieltjes, hè, dus dat was knap!). ‘Probleem,’ zei hij, ‘we hebben morgen een optreden, en de twee invallers dachten van elkaar dat ze dat optreden zouden doen. Maar ze kunnen allebei niet. Ik durf het bijna niet te vragen…’  Overmoedig door de alcohol riep ik: ‘Ja hoor, ik doe wel mee.’
Maar toen ik de volgende dag enigszins brak wakker werd, realiseerde ik me ineens: ik heb niet alleen nog nooit één noot met Drukwerk gespeeld, ik heb ook nog nooit één noot van Drukwerk gespeeld!

Volgende week vertel ik hoe dat afliep. En hoe die ene week 30 jaar geleden, op mijn 22e, mijn verdere leven heeft bepaald. Niet omdat mijn verhaal zo belangrijk is, maar omdat er iets waardevols van te leren is...